Wie geeft nog om een koterij meer of minder?

Het arbeidsrecht is ook een koterij geworden, net als de fiscale wetgeving, betreurt Guy Tegenbos in zijn column De Bomen en het Bos in De Standaard van 6 december 1972.

 

Je kan de tekst lezen op de website van de krant

http://www.standaard.be/cnt/dmf20171205_03227374

of hieronder.

 

500 euro per maand bijverdienen en daarop géén belastingen of sociale bijdragen moeten betalen. Politici kunnen mensen toch zo gelukkig maken! Al doen ze dat in dit geval met een ongeboren mus, want dit zinnetje uit het Zomerakkoord van de regering-Michel is nog niet in feiten en wetten omgezet (DS 1 december). Het spreekt wel tot de verbeelding van de gemiddelde Belg. Wee degene die er kritiek op heeft!

En je kunt dat de gemiddelde Belg ook niet kwalijk nemen, als je weet wat er maar overschiet van het bedrag dat hij aan zijn werkgever kost. Individueel zou hij voordeel doen als hij in zo’n regeling zou stappen. En zelfs als hij dat niet doet, wekt het bestaan van die regeling alvast de indruk dat werken nu beter beloond wordt.

Maar die gemiddelde Belg vergeet dan wel dat het inkomen uit zijn reguliere baan of uit zijn uitkering of pensioen nog altijd even zwaar belast blijft en straks wellicht zelfs zwaarder belast zal worden, omdat onze regeringen almaar meer inkomens vrijstellen van de betaling van belastingen en sociale bijdragen.

De politiek wil een blijde boodschap brengen en het volk gelooft die, tegen beter weten in

Regelingen zoals die waarbij je 500 euro kunt bijverdienen, klinken sympathiek voor het individu, maar zijn een ramp voor de collectiviteit. Ze creëren extra ongelijkheid en ondergraven de financiering van de sociale zekerheid. Ze veranderen niets aan het echte probleem – de te hoge fiscale en parafiscale lasten – ze scheppen alleen een parallel circuit: dat bestrijdt niet het zwartwerk, maar legaliseert het. En dat circuit zonder belastingen en sociale bijdragen zal aangroeien en zal de reguliere zelfstandigen- en werknemersbanen in het witte circuit vernietigen.

De regering-Michel is niet aan haar proefstuk toe. Eerder riep ze al de flexi-jobs in het leven. Dat gaat ook over bijverdienen zonder lasten te betalen, maar alleen in de horeca. Die regeling is gereserveerd voor wie al een baan heeft. Wie geen baan heeft, en dus het meest behoefte heeft aan de ‘jobs, jobs, jobs’ die de regering heeft beloofd, komt niet in aanmerking. Begrijpe wie kan. ‘Aan wie heeft, zal gegeven worden.’ Het mattheuseffect ten voeten uit.

De regering verlaagt de sociale en fiscale druk op arbeid niet. Ze stelt alleen telkens weer nieuwe categorietjes geheel of ten dele vrij. Het wordt in de werkwereld zoals met de vennootschapsbelasting: in de praktijk betalen alleen de kleine en naïeve en welmenende bedrijven en zelfstandigen het ‘gewone’ hoge tarief. De grote haaien, de sluwen, en degenen die in electoraal interessante sectoren zitten, betalen veel minder tot niets.

Het Rekenhof of de Inspectie van Financiën mogen zeggen dat de vrijstelling van die bijverdiensten niet verantwoord is, omdat die een gat slaat in de begroting. De Raad van State mag oordelen dat die regelingen juridisch kaduuk zijn. Academici mogen dit stelsel afraden, omdat het de sociale architectuur ontwricht. Werkgevers- en werknemersorganisaties mogen aantonen dat dit nadelig is voor de reguliere economie en dat dit oneerlijke concurrentie installeert. Het middenveld mag aanvoeren dat de nieuwe uitzondering het echte vrijwilligerswerk ondergraaft. Dat wordt allemaal weggewuifd, omdat de politiek een blijde boodschap wil brengen en het volk die boodschap tegen beter weten in gelooft.

De politiek – of een deel ervan – schept om electorale redenen een zoveelste nieuwe categorie van mensen die een voordeeltje krijgen en naar wier stemmen dus gehengeld kan worden. Zo wordt de arbeidswetgeving, net als de fiscale regelgeving, een kluwen van achterpoortjes en uitzonderingen, van bijgebouwtjes en achterkeukens en achterachterkeukens. ‘Koterij’, noemen we dat.

De Nationale Arbeidsraad telde onlangs hoeveel uitzonderingsregelingen er in het arbeidsrecht bestaan. Op die onvolledige lijst staan er 38, nog vóór er van flexi-jobs en bijverdienbanen van 500 euro sprake was. Op www.socialedialoog.be is te zien dat er een statuut bestaat voor studenten, een voor studenten-ondernemers, een voor bursalen, een voor leerlingen en een voor stagiairs. Er is een statuut voor sportlui en een ander voor kunstenaars. Er is een statuut voor vrijwilligers en een voor vrijwillige brandweerlui en ambulanciers. Er is er een voor thuiswerkers, een voor huispersoneel, een voor persoonlijke assistenten en een voor dienstenchequewerknemers.

Daarbovenop is er nog een veelvoud aan uitzonderingsregelingen voor de betaling van sociale bijdragen.

Voor elk van die regelingen is vast een uitleg te vinden. Maar het geheel vormt een constructie vol onrechtvaardigheden en ongelijkheden, en zonder een begin van logica.

In een normaal land zouden de beleidsmakers een gezaghebbend instituut belasten met de vraag daarin orde, logica en vooral rechtvaardigheid aan te brengen. En toe te zien op een algehele verlaging van de lasten. Hier niet. De lasten blijven hoog, behalve voor wie electoraal interessant wordt bevonden. En als een gezaghebbend instituut daar opmerkingen over maakt, staan sommige politici hier meteen klaar om dat instituut verdacht te maken, want de eigen slechte gewoonten zijn onaantastbaar.

Guy Tegenbos is gewezen redacteur van De Standaard. Tweewekelijks laat hij zijn blik gaan over politiek en beleid.