Liegen en bedriegen wordt beloond

Soms voelen politici zich opzijgezet. Veel erger nog is dat de kiezers geschoffeerd worden.

 

 

Deze column ‘De Bomen en het Bos’ verscheen in De Standaard van woensdag 31 oktober:        http://www.standaard.be/cnt/dmf20181030_03894256

 

In Kruibeke ging de groene burgemeester Jos Stassen flink vooruit, maar werd hij toch weggeduwd door de kleinere N-VA en CD&V, geholpen door de vorige burgervader, Antoine Denert. In Zwijndrecht werd de N-VA de grootste partij, maar kon de groene burgemeester zich toch handhaven door de kleinere partijen achter zich te verzamelen. In Londerzeel won de N-VA-burgemeester Nadia Sminate, maar werd ze gewipt door kleinere partijen. In Oostende en Gent zit de zaak nog vast, omdat zowel de grootste lijst als een kleinere elkaar het initiatiefrecht betwisten.

Het gevolg? Kiezers voelen zich geschoffeerd. Ze vinden dat hun stem misbruikt is. De politici deden hun goesting. De kiezers herkennen zich niet in het resultaat. Dat gevoel mag je niet blauwblauw laten, want dat ondergraaft de democratie. Voor een deel moet je uitleggen dat dit altijd wel zo zal zijn in een veelpartijensysteem. Als de winnaar geen meerderheid van de zetels heeft behaald, moeten er coalities gemaakt worden en compromissen gesloten. Daardoor takelt de kracht van de individuele stem af. En soms liggen de kaarten ook wel heel moeilijk. Kijk naar Oostende, Gent en Antwerpen.

Maar toch heeft die mopperende kiezer ook deels gelijk. In sommige gemeenten lijken er geen regels en zelfs geen fatsoen meer te bestaan, zodra de kiesbureaus gesloten zijn. Partijen mogen dan liegen en bedriegen: geheime voorakkoorden sluiten of voorakkoorden sluiten en ze niet naleven. De ene partij al coalitiepartner noemen, terwijl in het geheim nog met een andere partij onderhandeld wordt. De partij die de verkiezingen won, uitsluiten en met een allegaartje van verliezende partijen de macht grijpen. Als ze liegen en bedriegen, worden ze beloond. Wie een meerderheid vindt, gelijk hoe, is de winnaar. Daar heeft de burger het moeilijk mee. Hij verlangt geen rigide regels, maar wil wel een zekere logica en voorspelbaarheid in de coalitievorming.

Wie een meerderheid vindt,

gelijk hoe, is de winnaar. Daar

heeft de burger het moeilijk mee.

De regels die Wallonië invoerde – de grootste partij zit hoe dan ook in de coalitie en de grootste stemmentrekker ervan is burgemeester – zijn nogal streng. Vlaanderen zou een zachtere regel kunnen kiezen: de grootste partij is hoe dan ook aan zet. Is die er na twee of drie weken nog niet in geslaagd een coalitie op de been te brengen, dan moeten de andere partijen initiatief nemen. Dat de grootste stemmentrekker burgemeester wordt, hoeft geen formele regel te zijn, maar het zou goed zijn mochten partijen dat onderschrijven als de goede gewoonte. Met zulke simpele ingrepen zou een groot deel van het ongenoegen bij de kiezers verdwijnen. Het Vlaams Parlement is bevoegd om zulke regels vast te leggen. En dat kan snel gebeuren.

Sommige partijen krijgen geld

van de overheid, andere niet

Een tweede bron van kiezersongenoegen is de oneerlijke concurrentie tussen partijen die campagne voeren met overheidsgeld, en partijen die dat niet kunnen. De nationale politieke partijen hebben in België enorm veel geld. Ze halen elk jaar zo’n 70 miljoen euro uit de schatkist. Alleen Spanje geeft evenveel. Nederland geeft zijn partijen 16 miljoen euro werkingsgeld, minder dan een kwart. Onze nationale partijen kunnen dat geld zelfs niet op: de N-VA heeft al een vermogen van 38 miljoen gespaard, CD&V en de SP.A iets meer dan 15 miljoen.

De lokale afdelingen van die nationale partijen krijgen een deel van dat geld om hun lokale campagnes te financieren. Ze kunnen ook terugvallen op de propaganda- en beleidsknowhow van de partijsecreta­riaten. De onafhankelijke lokale partijen – vaak burgerinitiatieven – krijgen niets, kunnen niet op tegen de propaganda­machines van de nationale partijen en kunnen ook nergens aankloppen voor beleidsknowhow.

Dat is niet eerlijk. Er moeten mechanismen komen om die onafhankelijke lokale partijen en burgerinitiatieven meer kracht te geven. Van de 70 miljoen euro die de nationale partijen krijgen, kan best wat afgenomen worden om de onafhankelijke en burgerlijsten te steunen en hen beleidsknowhow toe te spelen.

Zullen de rijke partijen in het Vlaams Parlement genereus zijn en een deeltje van hun te grote subsidies afstaan? Ik geloof het niet. Ze willen het geld voor zich houden en geen vervelende concurrenten steunen.

De onafhankelijke lokale partijen moeten zich eerst verenigen, ideeën uitwerken en samen druk uitoefenen. Ze kunnen hoop putten uit de omliggende landen. In Frankrijk kan een partij die minstens 1 procent van de stemmen behaalt, op een zekere financiering rekenen.

Hoop is ook te puren uit Nederland. Daar leveren de onafhankelijke lokale lijsten al een derde van de gekozenen in de gemeenteraden.

 

Deze column ‘De Bomen en het Bos’ verscheen in De Standaard van woensdag 31 oktober: http://www.standaard.be/cnt/dmf20181030_03894256