Inclusie is meer dan een woord

Column verschenen in De Standaard van 16/10/2019.

Lees ze hieronder of in De Standaard: https://www.standaard.be/cnt/dmf20191015_04665357

De pendelende rolstoelgebruiker Kurt Vanhauwaert heeft de afge­lopen weken gestunt: hij heeft de NMBS overtuigd intenser te werken aan de toegankelijkheid van haar treinen. Vanhauwaert lanceerde een oproep op Facebook, die werd opgepikt door deze krant (DS 19 september), en later door Studio Brussel en De zevende dag

Door die open brief aan ­Sophie Dutordoir, de ceo van de NMBS, kreeg hij principiële ­beloften en zal hij blijvend om advies ­gevraagd worden. Het spoorbedrijf nam ook al een specialist in dienst die in Nederland ervaring opdeed met het succesvolle ­inclusiebeleid daar. Bravo voor de NMBS en vooral voor Vanhauwaert. Maar we zullen nog veel Vanhauwaerts nodig hebben. Dit dossier toont aan hoe slechte beleidsgewoonten die in dit land heersen, zulke dossiers totaal fout doen lopen.

Iets fundamenteel veranderen, gaat in dit land moeilijk. Doorgaans wordt geregeerd bij steekvlam. Een plots opduikend incident schokt de publieke opinie en noopt de regeerders tot snel handelen. Ze nemen dan ‘maatregelen’ die meestal inhaken op één aspect van het probleem. Voor grondige ­ingrepen is geen tijd, want ze moeten zich elders spoeden naar het volgende incident waar ze ook ‘een maatregel’ moeten nemen om de zaak te sussen.

Doen we later wel eens

Een volgehouden systematisch beleid dat niet één aspectje maar hele systemen verandert, komt hier zelden voor. Evalueren of een maatregel geleid heeft tot een oplossing van het probleem, hoort er ook niet bij. Beleid wordt zelden of nooit geëvalueerd. Beleid is bij ons vaak een lappendeken van afzonderlijke, kleine maatregelen. Meestal voegen die iets toe, maar wordt het bestaande niet hervormd. Men bouwt een hokje bij, in plaats van het bestaande gebouw aan te passen.

Als trein, tram en bus niet toegankelijk zijn voor wie een beperking heeft, passen we de vervoersmiddelen niet aan, maar ­rekruteren we vrijwilligers voor een mindermobielencentrale en geven we sommige mindervaliden geld om een aangepaste auto te kopen. Het hele openbaar vervoer aanpassen? Dat doen we later wel eens.

Het gevolg is dat wie naar het Noorden kijkt, zoals de regering-Jambon aanbeveelt, het schaamrood op de wangen krijgt. In ­Nederland en de noordelijke landen kunnen personen met een beperking wel op trein, tram en bus. In Nederland is 90 procent van de stations aangepast, bij ons is dat 20 procent en als we het huidige ­aanpassingstempo volhouden, halen wij de 90 procent over veertig jaar.

‘Toegankelijk’ wil hier zeggen dat je op de trein kunt als je 24 uur voordien een aanvraag indient, want ‘aangepast’ betekent dat er personeel wordt opgetrommeld om je in de ontoegankelijke treinen te hijsen. Zelf instappen, zoals dat zelfs in veel armere zuidelijke landen als Portugal kan, is hier nog een verre droom.

Hoe dat komt? Omdat toegankelijkheid voor personen met een beperking en voor ouderen nooit echt een prioriteit is ­geweest. Men kan het de NMBS ook niet verwijten dat ze geen langetermijnplan voor de aanpassing van haar materieel opstelde, want de regering geeft haar nauwelijks investeringskredieten en zeker niet op een geplande wijze.

De Vlaamse bussen- en trammaatschappij De Lijn komt er beter uit. Niet voor de trams, wel voor de bussen. Daarvan is intussen 90 procent toegankelijk. Helaas is dat niet het geval voor de opstapplaatsen. Daarvan is 80 procent ontoegankelijk, zodat het probleem voor de persoon met een handicap even groot blijft. Die opstapplaatsen aanpassen is een zaak voor de gemeenten, luidt het.

Vorige eeuw

En het is nog erger dan dat. In België en Vlaanderen wordt over personen met een beperking nog vaak gedacht in de termen van de vorige eeuw. Voor personen met een handicap moet je goed zorgen. We bouwden instellingen voor hen, en speciale scholen, midden in de bossen. We trokken daar veel geld voor uit. Maar toen de wereld ontdekte dat mensen met een beperking een plaats verdienen ín de samenleving, en niet erbuiten, stonden we op de laatste rij.


De wet van de remmende voorsprong, heet dat: wie vooropliep in de vorige fase, loopt in de volgende fase achterop. Het ­inclusiedenken is hier nog niet doorgebroken. In woorden wel, in daden nog niet. Het manke M-decreet dat in het onderwijs een betere inclusie van jongeren met een beperking beloofde, is weer ingetrokken. Hopelijk komt er een nieuwe poging om het Vlaamse onderwijs inclusief te maken en betrekt de Vlaamse regering daar dan enkele Vanhauwaerts bij.