Ongelijkheid stijgt terwijl het anders kan

De Standaard        DE BOMEN EN HET BOS      woensdag 8 juni 2016

Voor één keer kon het goede nieuws het slechte nieuws in de schaduw stellen, begin deze week. Meestal is het omgekeerd.

Het goede nieuws kwam van de Nationale Bank: het aantal jobs zal stijgen, wellicht met 140.000 tegen 2018. Bovendien zullen in 2017 de lonen weer stijgen, na jaren van feitelijke blokkering (DS 7 juni).

Het slechte nieuws kwam van de FOD Sociale Zekerheid en zijn ‘Analyse van de sociale situatie en de sociale bescherming in België’. Daarin gaat de federale overheidsdienst na of België de Europese doelstellingen 2020 inzake armoedebestrijding bereikt.

Niet dus. Ondanks het positieve nieuws blijken de sociale ongelijkheid en de armoede toe te nemen in ons land. Niet alleen voor kinderen, zoals de voorbije weken al bleek, maar ook voor mensen op actieve leeftijd.

Dit land en zijn deelstaten zeggen van zichzelf dat ze bij de meest sociale landen ter wereld behoren. Dan kan niet gepikt worden dat ze slechter scoren dan andere landen met eenzelfde welvaartsniveau.

Eerder deze week duidden de VDAB en het Vlaams Steunpunt Werk al aan waar het kalf gebonden ligt: bij het werk. We zijn bij de zwakst scorenden in Europa wat betreft kansen op werk voor laaggeschoolden en mensen van niet-Europese origine.

Laaggeschoold zijn

en een niet-Europese

origine hebben, zijn

hier een zwaardere 

handicap dan elders

Het rapport van de FOD Sociale Zekerheid leert hoe dat in zijn werk gaat.

In de eerste plaats werden de uitkeringen selectiever en degressief gemaakt, zowel door de vorige centrumlinkse regering als door de huidige centrumrechtse coalitie. De werkloosheidsuitkeringen dalen na een zekere tijd en iemand valt sneller terug op het leefloon. Bovendien heeft de huidige federale regering haar belofte niet waargemaakt om de sociale uitkeringen op te trekken tot boven de Europese armoedegrens.

Het gevolg is dat maar 48 procent van de mensen op actieve leeftijd die van sociale uitkeringen leven, door die uitkeringen boven de armoedegrens wordt getild. In 2007 was dat nog 56 procent.

Achter de verlaging van die uitkeringen zat een filosofie: betrokkenen zouden daardoor aangespoord worden om sneller werk te vinden of aan te nemen. Maar de waarheid is dat dit vaak niet werkt omdat het aantal jobs voor laaggeschoolden almaar verder daalt – in ons land zelfs nog sterker dan in andere landen.

Van de laaggeschoolden in België werkte in 2007 nog 49 procent, acht jaar later was dat nog maar 44 procent. In Vlaanderen ligt dat cijfer nog nipt boven de helft (51 procent), in Wallonië daalde het van 44 procent in 2010 tot amper 40 procent in 2015. Die cijfers zijn van de laagste in Europa, terwijl de werkzaamheidsgraad van onze hooggeschoolden van de hoogste in Europa is (85 procent en meer). De tewerkstellingsgraad van personen met een niet-Europese origine is hier ook bij de laagste in Europa.

Laaggeschoold zijn, een niet-Europese origine hebben, het is voor mensen in ons land dus een hogere horde dan elders.

Moet dat zo zijn? Is dat onveranderbaar? Neen. Er bestaat in de wetenschappelijke literatuur en bij de experts en ervaringsdeskundigen geen volledige maar wel vrij verregaande overeenstemming over wat daaraan te doen is. Maar politiek is er geen spoor van overeenstemming. Die beleidstak is hier hypergeïdeologiseerd.

Middenveld, academici en ambtenarij zouden, vertrekkend van de richtingaanwijzingen die Europa geeft, moeten proberen met de politici gemeenschappelijke inzichten op te bouwen, zodat dit probleem in een volgende regeerperiode wel kan worden aangepakt.

Dit is veranderbaar op

lange termijn. Wat kan er

op korte termijn al gebeuren?

Op korte termijn kan alvast al ingezet worden op drie maatregelen.

1. Het is absoluut nodig het onderwijs zo te verbeteren dat er veel minder laaggeschoolden de arbeidsmarkt betreden. Een eerste stap die daarvoor alleszins moet worden gezet, is de snelle verdere uitbouw van het duaal leren: al werkend leren en al lerend werken. Veel van de huidige laaggeschoolden zouden met zo’n stelsel niet laaggeschoold zijn gebleven.

2. Er moeten meer arbeidsplaatsen komen in de sociale economie of inschakelingseconomie – zogeheten opstapbanen. Het Vlaamse maatwerkdecreet werd naar de bliksem geholpen door onnodige klachten bij de Raad van State. Dat moet zo snel mogelijk hersteld worden, zodat er daar meer opstapbanen kunnen komen.

3. Er moet een ‘andere’ taxshift komen. Er zijn te weinig arbeidsplaatsen voor laaggeschoolden in ons land omdat bij ons op de lage lonen en zelfs op het minimumloon te zware belastingen geheven worden. Die doen de loonkosten voor die jobs uitstijgen boven wat daarvoor betaald kan worden. Die belastingen afschaffen en – desnoods – loonsubsidies invoeren zoals bij de dienstencheques, dat moeten we doen. Niet om die nettolonen te doen stijgen, maar om de brutokosten van die jobs te doen dalen zodat er weer meer gecreëerd worden.