Stop met ‘We zullen wel zien’

Oxfam verkoopt in Brussel kledij en schoenen per kilo. Het succes van de actie is een teken van toenemende armoede in ons land. Kristof Vadino

Meer ongelijkheid. Dat is een onbetwistbaar gevolg van de coronacrisis. Sommigen kunnen plots meer sparen. Anderen zien zwarte sneeuw. De uitkering voor tijdelijke werkloosheid en het equivalent voor zelfstandigen hebben veel armoede voorkomen, maar ze zijn niet gemaakt om er langdurig van te ­leven. Na acht maanden corona glijden meer en meer gezinnen in het rood. ­Anderen, die niet eens zulke uitkeringen kregen, zijn er nog erger aan toe: freelancers, velen uit de culturele, evenementen-, horeca- en reissector, jobstudenten … Nog dieper zitten de daklozen en wie ‘onder de waterlijn’ leeft, zoals de 84 Portugese bouwvakkers die in Aalter in een vervallen bioscoopzaal in quarantaine zijn geplaatst.

Ons sociaal systeem is sterk. Het vangt veel op. En het is flexibel in crisistijden. Maar het vertoont vele gaten, al is het elders in de wereld vaak slechter. Armoede-expert Ive Marx schreef dat de groei van de ongelijkheid nog niet te zien is in de statistieken zoals die van het leefloon. Dat klopt. Maar dat zegt vooral iets over het leefloon (ook je spaargeld moet op zijn) en over de statistieken. Die zijn niet verfijnd genoeg om snel nieuwsoortige armoede te spotten. De armenorganisaties en de OCMW-veldwerkers bevestigen de toenemende armoede wel. De voedselbanken die worden overrompeld, maken haar zichtbaar.

Ons systeem reageert op deze en ­andere gevolgen van de coronapandemie vaak met goede ad-hocmaatregelen, zoals de tijdelijke werkloosheid en de uitkering voor zelfstandigen, of hier en daar steun voor de voedselbanken. Prima. Maar wat gebeurt op de langere termijn?

De coronacrisis zal wel overgaan en de gevolgen ervan ook, is de assumptie van de meeste beleidsmakers. ‘We hebben trouwens een relanceplan dat onze economie straks doet draaien als voorheen.’

Met het coronavirus is het zoals met Trump:

je kunt niet voorspellen wanneer ze weggaan

Mis. Met het coronavirus is het zoals met president Donald Trump. Je kunt niet voorspellen wanneer ze weggaan. En zelfs al verdwijnt het virus ooit, de gevolgen verdwijnen niet, zeker niet meteen. Trump en corona zijn gamechangers. Door hen en na hen zal de samenleving nooit meer zijn als voorheen.

Vlaanderen en België maken vaak nog een tweede fout. ‘We zullen wel zien’, is het motto. Zeker als de toekomst niet meteen duidelijk is. Komt er vroeg of laat een pandemie op ons af? ‘We zullen wel zien.’ Dat motto heeft ons vele doden gekost in de eerste golf. En toen de tweede golf in aantocht was, hadden we de les nog niet geleerd. We zien nog geen tweede golf, dus we versoepelen verder, luidde het. Dit kostte ons opnieuw een pak doden die niet hadden moeten vallen.

‘We zullen wel zien’, heeft ons vele doden gekost,

in de eerste én nog eens in de tweede golf

De gevolgen van de coronacrisis zijn niet min. Neem de digitalisering, die zelfs in het onderwijs eindelijk is doorgebroken. Omdat ze onvoorbereid gebeurde, had ze een dramatische leerachterstand tot gevolg in groepen die het voorheen al moeilijk hadden. Veel leerlingen hadden geen laptop en geen internet thuis, en er heerste geen sfeer die werken voor school aanmoedigde. Corona maakte de ongelijkheid in het onderwijs groter dan ze al was. De minister deelde laptops uit en organiseerde zomerscholen. Puik, maar de leerachterstand is blijvend.

Als een zaak zo ontspoord is, zetten slimme samenlevingen massaal in op onderzoek. Naar de ontwikkeling van nieuwe didactiek, bijvoorbeeld, of hoe we de digitalisering kunnen organiseren, zodat de sociale kloof verkleint en hoe leraars daaraan kunnen bijdragen. Dat kan, maar het komt niet vanzelf.

Hoe de sociale ongelijkheid en de ­armoede evolueren, weten we niet, maar uit zichzelf komt het niet goed. Zeker weten. Welke groepen uit de boot blijven vallen en hoe we die er weer in krijgen? Daarvoor is onderzoek nodig. Toekomstverkenning heet die discipline. Wat zijn de mogelijke scenario’s en hoe kunnen we dan ageren?


Toekomstverkenningen zijn

een voorwaarde voor goed beleid

Ondanks de neveneffecten was thuiswerk een zegen voor de vele werkenden die zich niet meer in de gevarenzones moesten begeven. Ook daar heerste sociale ongelijkheid. Anderen – en niet de meest bevoorrechten op de arbeidsmarkt – moesten wel nog in de gevarenzones komen. Waar gaat het naartoe met het thuiswerk? We hebben al maatregelen getroffen voor vergoedingen en fiscale aftrek. Maar voor de rest? Zijn er scenario’s van wat we uiteindelijk willen? Onderzoek en toekomstverkenning zijn een voorwaarde voor goed beleid.

Dat geldt ook voor de mobiliteit. Die is grondig dooreengeschud, in de hele wereld. Daarvan zien we ook positieve gevolgen. Hoe kunnen we die verankeren in een onzekere toekomst en de ­negatieve gevolgen ervan bestrijden? Afwachten en ‘we zullen wel zien’, ­garandeert non-beleid.

Verken de toekomst, beste beleidvoerders. Teken mogelijke scenario’s uit. Dan pas kun je beleid voeren in plaats van achteraf de gaten te moeten dichten.

Deze column ‘De Bomen en het Bos’ verscheen in De Standaard van 5 november: https://www.standaard.be/cnt/dmf20201104_98088316