do 17 juni 2021
Met gelijke ontwijkmunt betaald
Column in De Standaard van 17 juni 2021
Ik heb me vergist. Ik dacht aanvankelijk, met vele anderen, dat het een schande was dat de sociale partners in hun jongste sociaal akkoord de minimumlonen verhoogden en de rekening lieten betalen door de regering, dus de belastingbetaler.
Dat is helemaal geen schande, het is een gerechtvaardigde overwinning voor de slechtst betaalden onder ons. Voor één keer worden voor hen de fiscale en parafiscale trucs van stal gehaald die al decennia toegepast worden voor de beter betaalden. Eindelijk krijgen de arme dutsen diezelfde gunst. Bovendien worden de minimumloners daarmee niet uit de markt geprijsd, zoals sommigen vreesden: de overheid compenseert de meerkosten voor de werkgevers volledig. Econoom Gert Peersman wees er hier ook al op (DS 15 juni).
Het is de Hoge Raad van Financiën die me overtuigde, met zijn rapport over de lasten op arbeid van mei vorig jaar. Dat leert dat van de kosten die een werkgever maakt voor een loonsverhoging voor een minimumloner, niet minder dan 80 procent verdwijnt door allerlei fiscale en socialezekerheidsafhoudingen. Ongeveer 20 procent blijft over, soms maar 15 procent.
Voor de beter betaalden bedraagt de ‘marginale fiscale druk op de loonkosten’ 10 procentpunten minder: 70 procent. Van een loonsverhoging voor de midden- en toplonen gaat ook veel af, maar ‘slechts’ 70 procent.
Over die laatste afroming hebben alle partijen en drukkingsgroepen decennialang getoeterd: ze vonden dat pervers veel. En dat klopt. Maar in plaats van de fiscale en parafiscale regels aan te passen, bouwde de politiek fiscale koterij bij. Daarnaast raadde ze werkgevers en werknemers aan de regels te ontwijken door auto’s, laptops en smartphones aan te bieden in plaats van geld, of aanvullende pensioenen en aandelenopties. Naar de afroming van 80 procent voor de laagbetaalden, kraaide intussen geen haan. Voor hen werden geen ontwijktrucs geschapen.
Het jongste interprofessionele akkoord is dus een moment van rechtzetting voor de laagstbetaalden. Een triomf. Voor één keer worden ze met gelijke ontwijkmunt betaald.
De sociale partners laten toe dat
de sociale zekerheid verder verpietert
Dat moment van vreugde duurt evenwel niet lang. De aanpak zit totaal fout. De overheid stimuleert vakbonden en werkgevers om de financiering van die overheid en van de sociale zekerheid te ondergraven, omdat politici de moed missen om een grondige hervorming van de fiscaliteit en de parafiscaliteit voor de inkomens uit arbeid door te voeren. Op dat vlak zijn ze prutsers: ze kennen liever 100 keer voordeeltjes toe aan telkens weer andere groepjes, in plaats van een systeem te bedenken dat iedereen en elke arbeid rechtvaardig behandelt.
De sociale partners kijken ernaar, pikken een graantje mee, en laten toe dat de sociale zekerheid verder verpietert. Al veertig jaar belooft de politiek een betere regeling voor de lasten op arbeidsinkomens. Het is wachten op Godot. Misschien komt die toch en heet hij Vincent Van Peteghem. Maar die kans is klein.
Het hoogste tarief van de erfenisrechten is intussen verlaagd van 75 naar 55 procent. Waarom kan dat niet voor de lasten op arbeid, op zijn minst voor de minimumloners?
Ik moet mijn herverdelingsvreugde nog wat meer temperen. Voor een aantal minimumloners dreigt deze opslag een nachtmerrie te worden. Gezinnen met erg lage lonen of uitkeringen kunnen aanspraak maken op lagere sociale huurprijzen, goedkopere gezondheidszorg en hogere kinderbijslag. Die voordelen zijn gekoppeld aan inkomensgrenzen. Wie die overschrijdt door een kleine loonsverhoging, kan duizenden euro’s per jaar verliezen. Die ‘promotieval’ is al jaren bekend, maar er verandert niets.
Het sociaal akkoord doet nog vragen rijzen. De brugpensioenleeftijd werd gelukkig niet verlaagd, maar de sociale partners spraken wel af dat werknemers vanaf 55 jaar met overheidsgeld aangespoord moeten worden om halftijds níét meer te werken (de ‘landingsbaan’). Het tekort aan ervaren werknemers is nochtans nu al dramatisch.
Onwettige benadeling arbeiders in
aanvullende pensioenen tot 2030 verlengd
Het absolute dieptepunt van het sociaal akkoord is tot nu toe verzwegen. De door het Grondwettelijk Hof in 1993 verboden discriminatie van de arbeiders slaat ook op de aanvullende pensioenen: veel bedrijven geven die alleen aan hun bedienden of geven de bedienden voordeligere regelingen. Het akkoord zegt doodleuk dat ze die onwettige benadeling van de arbeiders mogen voortzetten tot 2030. De vakbonden stemmen daarmee in. En intussen maar jammeren dat er geen vaklui meer te vinden zijn.