do 11 augustus 2022
Laat de premier nieuwe ministers benoemen
OPINIE ZAAK-LAHBIB
De Standaard – Donderdag 11 augustus 2022
Partijvoorzitters moeten hun partij besturen, niet het land.

Over de betwiste benoeming van Hadja Lahbib tot minister van Buitenlandse Zaken schreven veel voormalige journalisten hier verschillende opiniestukken. Mia Doornaert ergerde zich aan de imagoschade die het land lijdt (DS 29 juni en DS 9 augustus). Walter Zinzen ging tekeer tegen de ongebreidelde ‘illegale macht’ die de partijvoorzitters zich toe-eigenen (DS 2 augustus). Dirk Sterckx, zelf ooit korte tijd partijvoorzitter, nam de verdediging van de partijvoorzitters op zich, maar gaf toe dat we ons aan Europa kunnen spiegelen voor hoe het Europees Parlement een sleutelrol speelt in de selectie van EU-commissarissen (DS 9 augustus).
Mijn vraag is niet meer: hoe erg is het? (Heel erg.) Wel hoe we het beter doen. Een goed principe zou kunnen zijn: partijvoorzitters moeten hun partij besturen, niet het land. Als we die gedachte kunnen verankeren, dan zijn we al een eind verder. Partijvoorzitters kunnen kandidaat-ministers voorstellen, maar niet zij maar de premier benoemt ze.
Partijbelang vs. algemeen belang
Het zal niet eenvoudig zijn om dit idee ten uitvoer te brengen. België, en in navolging zijn deelstaten, zijn geen klassieke democratieën meer, wel particratieën. De partijen hebben veel macht naar zich getrokken, zo veel dat verandering brengen in de aanduiding van ministers en in andere zaken maar kan als die vermaledijde partijen daar zelf mee instemmen. Een tegenmacht is er niet meer. Dat zie je in de dagelijkse politiek. In het overgrote deel van de politieke conflicten en dossiers, bestaat de drijvende kracht uit de botsende partijbelangen. Zelden speelt het algemeen belang nog een hoofdrol.De zaak-Lahbib leert dat het absolute alleenrecht om te beslissen de partijvoorzitters ook kwetsbaar maakt
Wat de toestand nog erger maakt, is dat de partijvoorzitters niet alleen in het land veel macht naar zich hebben getrokken, maar ook in hun eigen partij. Zie hoe de nieuwe CD&V-voorzitter Sammy Mahdi (DS 27 juli) zonder enige schroom zegt dat hij zijn partij zeer strak gaat leiden; de andere toestand noemt hij ‘een Spaanse herberg’. Hij volgt het voorbeeld van de N-VA die op haar beurt de PS nadeed en die is intussen al gevolgd is door MR en Vooruit. De extreme partijen Vlaams Belang en PTB/PVDA worden al langer zo strak geleid.
De zaak-Lahbib leert dat het absolute alleenrecht om te beslissen de partijvoorzitters ook kwetsbaar maakt. Een partij gebruikt het excuus dat ze niet genoeg geld heeft om detectives in te huren om het verleden van kandidaat-ministers door te lichten (DS 8 augustus). Dat is kletskoek. Partijen hebben geld zat. Nergens ter wereld geven ze zichzelf zoveel geld uit de staatskas. De waarheid is dat hun alleenrecht om te beslissen bij partijvoorzitters de kritische zin wegneemt om ideeën en kandidaten voldoende kritisch door te lichten.
Vierogenprincipe
Daarom is het goed het vierogenprincipe te hanteren. Neem zulke beslissingen nooit alleen en gebruik de ogen van een onafhankelijke expert om een voorstel door te lichten. Laat de premier (en de minister-president voor de deelstaten) – desnoods in stilte – een screening organiseren van de minister die wordt voorgedragen. In Nederland screenen Justitie en de Staatsveiligheid een kandidaat. De eerste minister controleert zelf de zakelijke en financiële belangen die tot belangenconflicten kunnen leiden, hij kijkt er naar de moeilijke punten uit het verleden van de kandidaat, en hij gaat na of de kandidaat zich kan en wil inpassen in zijn ploeg.
Zo zou het kunnen gaan: de partijvoorzitter benoemt ‘zijn ministers’ niet maar stelt ze voor aan de premier. Die screent en beslist of hij de kandidaat opneemt in zijn ploeg. De voorwaarde is dat de premier (of de minister-president) sterk genoeg staat om een voorstel van een partijvoorzitter terug te fluiten. Maar het zou een goede zaak zijn voor de partijvoorzitters die minder flaters zouden begaan. En het zou ook goed zijn voor het land.
En het voorstel van Sterckx om de screening zoals in de EU te laten gebeuren door commissie Justitie van het parlement, is waardevol maar wellicht nog niet haalbaar. Het zal inderdaad ook hier te veel op gekissebis tussen partijen neerkomen. Ook zijn droom om ministers, zoals in het Europees Parlement, een ‘examen’ voor te leggen over hun toekomstig vakgebied, voor hun benoeming, is niet haalbaar. (Al moeten ministers een beleidsverklaring of beleidsnota voorleggen aan hun parlement, maar pas na hun benoeming.)
Laten we dit – de premier benoemt de ministers – als eerste stap nemen. Een tweede stap moet worden: de benoemingen van de toplui in de administraties en in de raden van bestuur van overheidsbedrijven depolitiseren. Dat moet haalbaar zijn. Een derde stap staat al in het federale regeerakkoord en alle partijen – regering en oppositie – belijden publiek dat ze dit steunen: de vermindering van de partijfinanciering. Voor diepere hervormingen – het ‘uitfaseren’ van de particratie – is het te vroeg. Dat is uitermate moeilijk zolang de partijen zo versnipperd zijn als nu.
Samengevat: Een goed principe zou kunnen zijn:
partijvoorzitters moeten hun partij besturen, niet het land.
Als we die gedachte kunnen verankeren,
dan zijn we al een eind verder.
Lees het artikel op de website van De Standaard: https://www.standaard.be/cnt/dmf20220810_97537967