za 13 augustus 2022
De Standaard verhuist naar centrum van Brussel
Iconisch Shell-gebouw vlakbij Centraal Station l
‘De Standaard’ verhuist naar het centrum van Brussel, naar de plek waar Horta graag had gebouwd, maar waar de architecten van de Citroëngarage uiteindelijk de Shell Building optrokken. GEERT SELS
Vanaf eind volgend jaar zal de redactie van De Standaard omsingeld zijn door Victor Horta, op de overgangszone tussen de hoog- en de laagstad. Langs de lage kant ligt het Centraal Station, langs de hoge kant het Paleis voor Schone Kunsten.
Wat had Horta graag die tussenliggende ellips van de Putterijwijk onder handen genomen. Al in 1903 besliste de stad om de hele historische wijk plat te gooien. Daar bleef het bij. Decennialang bleef het stadsdeel een braakliggende modderhoop.
Het was de Britse projectontwikkelaar Municipal Development Ltd die de boel op gang trok. Als smeermiddel stelde de groep een nieuw beursgebouw voor. De stad zou het na 25 jaar huren definitief in handen krijgen. Bovendien stelde hij voor om in zee te gaan met Victor Horta. Ze zouden hem al hun plannen voorleggen. ‘No Sir’, liet die weten. Het was niet aan hem om plannen van anderen te beoordelen.Het eerste probleem van architect Dumont: de ene kant
van het perceel lag 3,5 meter lager dan de andere kant
Hij tekende er dan maar zelf. Tussen 1927 en 1928 ontwierp hij plannen voor negentien gebouwen en een toren in het binnengebied. In het Brusselse archief zijn er daar 250 van te vinden. Maar toen de bouwvergunning rond was, kreeg het project zand in de raderen. De voorschotten bleven uit en in 1930 ging de Municipal Development Ltd failliet.
Geoefend in De Panne
De curator die het hoekperceel aan de Ravensteinstraat en Kantersteen te koop aanbood, had meteen een grote vis aan de haak. Shell Cie was zich rond die tijd in Europa op de markt aan het zetten en wou zijn imago uitdragen via gedurfde architectuur. Dat deed het bedrijf tegelijk in Parijs, Berlijn, Londen en Brussel. Belgium Shell Cie duidde Alexis Dumont aan als architect. Die had zich bij het begin van de eeuw, samen met zijn vader, warmgelopen bij een van de eerste verkavelingen aan zee. In De Panne wemelt het van hun charmante woningen in art-deco- en cottagestijl. Dumont begreep goed dat Shell bij de tijd wou zijn. Het moest een functioneel gebouw worden, met een logisch plan en een heldere vorm.
Hij kwam uit bij het modernisme en de beheerste art deco. Tegelijk moest hij een oplossing vinden voor het oplopende perceel: Kantersteen ligt 3,5 meter lager dan de Ravensteinstraat. Dumont plantte het gebouw zo in, dat het uit de grond lijkt op te rijzen. Waar de straten elkaar kruisen, ontwierp hij een brede hoekrotonde, aan de top bekroond met de geblokte reliëfletters ‘Shell’.

Het idee was om twee vleugels te bouwen, parallel met de straten. Zo ontstond een gigantische gevel van 184 meter, bekleed met natuursteen uit Savonnière en met eindeloze, horizontale vensterbanden. Omdat de maximumhoogte begrensd was, bedacht Dumont het handigheidje om langs Kantersteen met getrapte uitkragingen te werken. Zo bleven de zeven verdiepingen toch nog binnen de voorschriften.
Met de toren van tachtig meter die hij in het binnengebied wou planten, kwam Dumont niet weg. Tot in de jaren 50 zou Shell daarover met de stad blijven procederen, maar hij kwam er niet.
Met zwembad en garage
Shell gebruikte het gebouw gedeeltelijk voor zichzelf. De rest was bestemd voor huurkantoren en winkels. Daarom is er op het gelijkvloers een zwarte, granieten sokkel, waar nu nog altijd winkels in zitten. De inkomportalen en de vitrines zijn van brons, de hogere raampartijen van metaal. De afwerking mocht stijl en standing hebben, vooral in de zones waar het publiek passeerde. Zo zijn de inkomhallen afgewerkt in gepolijste travertijn, een soort kalksteen. Later heeft kunstenaar Olivier Strebelle voor het art-decozaaltje een mozaïek met florale motieven aangelegd en het beeld ‘La coquille’ gecreëerd.

De directiesuite was luxueus uitgewerkt. Om de gebruikers te bedienen, was er een binnenstraat met vitrines, een galerij waar constant animo was. In de toren waren een zwembad en squashcourts gepland, op de zesde verdieping een restaurant, van waaruit er een doorsteek naar het dakterras was. In twee ondergrondse verdiepingen was er een parkeergarage waar wagens met een monte-voiture gestapeld werden. Door te werken met skeletbouw was de ruimte flexibel en door middel van tussenwanden makkelijk aanpasbaar.
Als kompaan op de werf duidde Dumont de jongere architect Marcel Van Goethem aan. Ze werkten ook samen aan een ander groot project: de Citroëngarage. Hoewel die laatste opdracht later in gang werd gestoken, werden beide gebouwen in 1934 opgeleverd. In de aanloop naar Expo 58 zouden de heren nog drukke tijden beleven. Dumont ontwierp de Ravensteingalerij, Marcel Van Goethem werd adjunct-architect voor de Expo-site en leverde in 1957 de Nationale Bank van België af.