di 16 augustus 2022
De eindtermen zijn meer dan een onderonsje waard
Eindtermen moeten stoelen op open dialoog tussen onderwijs en samenleving, schrijven Jan De Groof, Adri De Brabandere en Guy Tegenbos.
De Standaard, dinsdag 16 augustus 2022
Het Grondwettelijk Hof erkende in juni de klacht van een aantal katholieke schoolbesturen en de Steinerscholen (DS 16 juni). Volgens het hof zijn hun rechten inderdaad geschaad omdat de eindtermen voor het secundair onderwijs te weinig ruimte laten om voor een deel zelf te bepalen wat ze hun leerlingen leren. De eindtermen zouden niet de minimumdoelen zijn die ze moeten zijn. Iedereen had wel plechtig beloofd dat ze sober zouden zijn, maar ze bleken heel omvangrijk en gedetailleerd.
Om tegemoet te komen aan de kritiek volgt Vlaams minister van onderwijs Ben Weyts (N-VA) nu een simpele redenering: de eindtermen aanpassen aan de wensen van de koepels en klaar is kees. Minister en koepels ontmoetten elkaar al daarover voor ze met vakantie gingen, maar vonden nog geen overeenstemming.
Enkele van de voorstellen zijn al bekend. Eentje was de kaasschaaf-methode. Schrap uit alle hoofdstukjes 30 procent. Vanwaar dat cijfer? Het katholiek onderwijs had ooit gezegd dat de eindtermen maar 70 procent van de onderwijstijd mogen innemen zodat nog 10 procent door de koepels kan worden ingevuld, 10 procent door elk schoolbestuur en 10 procent door elke leraar.
Een ander voorstel luidde om aan enkele van de zestien sleutelcompetenties geen eindtermen meer te koppelen zodat schoolbesturen er helemaal hun zin mee kunnen doen. Het zou gaan over lichamelijke opvoeding en geestelijke gezondheid, sociaal-relationele competenties (leren omgaan met elkaar en met meningsverschillen), juridische competenties, burgerschapsvorming … Een derde voorstel luidde: enkel nog cognitieve eindtermen (kennis) overhouden.
Geen eenzijdige dictaten
De minister en de koepels komen een dezer dagen weer bij elkaar. Het is niet verkeerd dat Weyts dat dossier met hen bespreekt, maar het is niet omdat de belangen van de koepels geschaad zijn, dat zij nu alles kunnen beslissen en de belangen en de wensen van alle andere partners mogen schaden.
Eindtermen moeten de vertolking zijn van wat samenleving en onderwijswereld overeenkomen over wat de school minimaal moet aanleren aan haar leerlingen. Dat kan geen eenzijdig dictaat zijn van de samenleving, maar ook niet van de onderwijswereld. Het is niet omdat de belangen van de onderwijskoepels geschaad zijn, dat zij nu alles kunnen beslissen
In de vorige regeerperiode kwam een begin van dialoog tot stand. Even mocht iedereen meespreken. Er vond een puike uitgebreide raadpleging plaats (‘Van Lerensbelang’): ouders, leerlingen, studenten, de economische wereld, de werknemersorganisaties, de culturele, welzijnsorganisaties, gezinsorganisaties, het hele middenveld en veel individuen deden hun zeg over wat ze verwachten dat het secundair onderwijs de leerlingen bijbrengt. Daar zat duidelijk lijn in en het Vlaams Parlement vertaalde dat in zestien ‘sleutelcompetenties’ zoals dat intussen internationaal gebruikelijk is.
Daarna vulden experts van de onderwijswereld die competenties autonoom in, samen met vakexperts. Ze hielden hun leerplannen in het achterhoofd, en dat resulteerde in een te uitgebreid stel van eindtermen, ook omdat niemand waakte over de omvang. Er moet dus een mechanisme komen om de omvang van de eindtermen te bewaken, zoals het Grondwettelijk Hof aanbeveelt, en een betere methodologie om minimale eindtermen te schrijven, want niemand heeft dat in de vingers.
Dovemansgesprek
Maar vooral de dialoog ontbrak. De samenleving zei wat ze verwacht en het parlement consolideerde dat, maar de onderwijswereld zei niets terug. En omgekeerd, toen het onderwijs zijn (te talrijke) eindtermen had vastgelegd, werd niet aan de samenleving gevraagd of die nu aan de verwachtingen beantwoordden.
De klacht die dominant is in leraarskamers, dat de samenleving veel te veel verwacht van onderwijs (‘wij zijn geen opvoeders’), is niet eens op de tafel gekomen. Politieke partijen formuleren er vandaag radicale standpunten over, maar het is een dovemansgesprek. Het ongenoegen van het onderwijs over de samenleving en van de samenleving over onderwijs blijft even groot.
Daarom moet er op korte termijn minstens weer een open dialoog komen met de organisaties die in de Vlaamse Onderwijsraad vertegenwoordigd zijn, met de ouderverenigingen, gezinsorganisaties en de niet-koepelgebonden organisaties zoals de leerlingen- en de studentenverenigingen, de sociaal-economische organisaties en de Verenigde Verenigingen. Centrale vraag: beantwoorden de ingekorte nieuwe eindtermen aan de verwachtingen?
Op langere termijn moeten we de procedure van de eindtermen herzien. Een instantie moet de omvang van de eindtermen bewaken. Er moet een nieuwe methodologie komen, en er moet structureel een open dialoog met het onderwijs komen als de samenleving gedefinieerd heeft wat zij van het onderwijs verwacht, vóór het parlement dat consolideert. En er moet een dialoog komen met de samenleving als de onderwijswereld de eindtermen heeft ingevuld, vóór het parlement dat consolideert. Alleen dan wordt het dovemansgesprek doorbroken. Anders blijft de samenleving zeuren over het onderwijs, en blijft het onderwijs zeuren over wat de samenleving verwacht.
Jan De Groof, Adri De Brabandere & Guy Tegenbos zijn resp. hoogleraar aan het Europacollege (Brugge), medewerker van het Interuniversitair Centrum voor Onderwijsrecht, en voormalig redacteur van deze krant.
Dit opiniestuk is verschenen in De Standaard op dinsdag 16 augustus 2022; lees het opiniestuk op de website van de krant: