do 24 september 2020
Hoe we van de particratie afraken
Column ‘De Bomen en het Bos’, De Standaard, 24/9/2020
Met partijen op zich is er niets mis. Ze stroomlijnen de politieke gedachten en proberen via verkiezingen macht te verwerven om hun ideeën te realiseren. In een particratie hebben ze hun macht te ver uitgebreid en hebben ze bijvoorbeeld de instellingen die voor hen een tegengewicht moeten zijn, onmachtig gemaakt. Dat is hier gebeurd. De partijen hebben de administraties en openbare instellingen bezet via politieke benoemingen.
De partijleiders profiteren daarnaast van een kiesstelsel met lijststemmen, waardoor niet zozeer de kiezers, maar zij bepalen welke van hun kandidaten verkozen raken. Alle gekozenen en kandidaten moeten braafjes in de pas lopen. De partijen kennen zichzelf massaal subsidies toe waarmee ze, naar buitenlandse normen gemeten, immense partijhoofdkwartieren bevolken en kunnen beleggen in immobiliën. De regerende partijen werven grote kabinetten aan die het bestuur overdadig politiseren en de administraties opzijzetten.
Wat is nodig?
De laatste tijd is de zaak ontspoord. De partijen zijn versnipperd. De grootste heeft federaal gezien nog amper 16 procent van de stemmen. Ze zijn bovendien uitgeleefd. Ze hebben nauwelijks nog een boodschap die de kiezers aanspreekt. Daarom trekken die massaal naar de extremen. Dat leidt tot fout gedrag. Die versnipperde partijtjes zijn niet meer bezig met het algemeen belang, maar met overleven. Ze menen dat ze opnieuw aantrekkelijk kunnen worden door hun onderlinge tegenstellingen op te fokken en politiek catenaccio te spelen: elkaar en het land blokkeren met vuile trucs (DS 10 september). Al zestien maanden.
Om het land daarvan te genezen, hebben we minder en andere partijen nodig. Hoe dat te bereiken? Door fusies of kartels? Door partijen weg te stemmen? In Frankrijk implodeerden de klassieke partijen. Emmanuel Macron creëerde een nieuwe partij: En marche. Vooruit. Wellicht zal het hier trager gaan en komt de verandering van onderen, van het lokale niveau.
Het kiesstelsel moet wijzigen om de greep van de partijleiders op wie gekozen is of wil worden, in te krimpen. De subsidies aan de partijen moeten drastisch omlaag en de kabinetten moeten fors afslanken. De administraties moeten worden versterkt. Ook is een minimum aan politieke ethiek nodig.
Maar eerst moet het fatalisme verdwijnen. Veel burgers, en zelfs veel professionele waarnemers, menen dat de zaken niet anders kunnen zijn dan ze hier vandaag zijn. Mis. Overal ter wereld zijn ministers in staat om te regeren mét hun administraties, zonder een partijpolitieke hofhouding zoals onze kabinetten. Zijn onze ministers zulke klunzen dat ze niet zonder die hofhouding kunnen regeren? Welnee, zij moeten dat ook kunnen. Maar de partijen zullen dat niet spontaan doorvoeren.
Wie kan in gang zetten?
Drie groepen kunnen dat proces in gang zetten: welmenende partijleden, de kiezers en de ambtenaren. Dat is gebeurd in de jaren 90, zij het niet breed genoeg, en niet alle successen waren blijvend. Enkele schokgolven waren door het land gegaan: de Bende van Nijvel, Zwarte Zondag, Dutroux, de Agusta-omkoopaffaire en later het dioxineschandaal. De bevolking pikte het malgoverno niet langer en kwam op straat. Welmenende partijleden trokken aan hetzelfde zeel.
Het gerecht en de politie werden toen hervormd. De partijfinanciering werd corruptievrij gemaakt. De politieke benoemingen werden sterk ingeperkt. De federale topambtenaren eisten eensgezind en openlijk beter bestuur en vonden een bondgenoot in minister Luc Van den Bossche in Verhofstadt I. De kabinetten werden afgeslankt en de administraties kregen hun beleidsvoorbereidende rol terug, helaas maar tijdelijk.A
Zo gaat het in de rest van de wereld
Dat moet nu ook gebeuren. Zijn de kiezers er rijp voor? Zijn er welmenende partijleden? Wellicht wel. Vorige week bleek dat de ambtenaren klaar zijn. In een debat voor de Voka Health Community spraken vier van de sterkste topambtenaren uit de gezondheidszorg: Jo De Cock van de federale ziekteverzekering Riziv, Pedro Facon van de FOD Volksgezondheid, Dirk Dewolf van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, en Karine Moykens van het departement Welzijn en Volksgezondheid. Ze stelden samen voor dat de politieke overheid hun het mandaat zou geven om het onontwarbare lappendeken van gezondheidsbevoegdheden dat de politiek had gecreëerd, aan te pakken. Wij ontwarren en stellen scenario’s voor een stukje staatshervorming voor, de politiek beslist daarna, luidde het.
Dat is niet onrealistisch: zo gaat het in de rest van de wereld. Hier blijft het uitzonderlijk. Vlaams minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) reageerde alvast positief op die uitgestoken hand. De rest zweeg tot nu toe in de drie landstalen.