do 17 december 2020
Laptops en konijnen in de klas
In één klap heeft minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) het budget voor de digitalisering van het Vlaamse onderwijs vertienvoudigd tot 375 miljoen per jaar(DS 16 december). Daarvoor verdient hij meer dan een ‘flink’ op zijn rapport. Maar een andere vermelding is ook op zijn plaats: ‘beter veel te laat dan nooit’.

Zijn beslissing zou ‘een van de positieve effecten van corona’ zijn. Dat is een verbloemde manier om te erkennen dat corona mogelijk maakte wat al tien jaar geleden had moeten gebeuren. De pandemie heeft in ons land wel meer van die ‘positieve effecten’ gehad, omdat er vaak te weinig visie en moed zijn om vernieuwingen tijdig door te voeren. De online en telefonische consultaties in de gezondheids- en welzijnssector die er in coronatijden kwamen, hadden ook al jaren eerder ingevoerd moeten zijn.
Maar geen gezeur: laat er vooral vreugde zijn over de beslissing. Vanaf het vijfde leerjaar basisonderwijs zal elke jongere voortaan over een laptop of een tablet beschikken, ongeacht het inkomen van de ouders. Eindelijk. En scholen kunnen voortaan, dat is een even grote revolutie, laptops voor de leraars aankopen. Tot nu toe werden die behandeld als zelfstandigen die zelf voor hun apparatuur en hun professionalisering moesten instaan. Met deze beslissing erkent minister Weyts eindelijk dat de leerkracht moderne apparatuur moet krijgen.
Het krijtbord vervangen door een
smartboard verbetert de kwaliteit
van het onderwijs niet substantieel
Waarom moeten we daarover zo blij zijn? In alle sectoren waar de digitalisering is doorgebroken, heeft die bijgedragen tot een immense verbetering van de kwaliteit van de producten en diensten. Een immense rendementsverhoging, heet dat. De digitalisering kan de kwaliteit van ons onderwijs aanzienlijk verhogen. Ze kan ook de toenemende druk op leraars om ‘te differentiëren’ in hun klas, weer doen verlichten. Eenzelfde hoeveelheid werk kan tot een veel beter resultaat leiden.
Dat veronderstelt wel dat scholen niet hetzelfde blijven doen als vroeger. Het krijtbord vervangen door een smartboard en de invulboeken door invulschermen verbetert de kwaliteit van het onderwijs niet substantieel. Volgens Weyts biedt de digitalisering fantastische kansen om de onderwijskwaliteit te verbeteren: ze kan zwakkere leerlingen beter ondersteunen en sterke leerlingen meer uitdagen – differentiëring dus. Dat klopt, maar daar zijn ook programma’s voor nodig, en leraars moeten veel meer de kans krijgen in team te werken.
Als de digitalisering op een goede manier wordt doorgevoerd, wordt de discussie over kennis versus vaardigheden belachelijk. Beide zijn nodig. De kwaliteit van ons onderwijs is aangetast, omdat de aandacht voor de kennis verslapt was. Maar dat betekent niet dat we moeten terugkeren naar de periode waarin alleen kennisoverdracht ertoe deed. De landen die vandaag met hun onderwijs het best scoren, zijn deze die, met inzet van de technologie, voluit kiezen voor kennisoverdracht én voor de 21ste-eeuwse skills van de Oeso en de Verenigde Naties. Behalve kennis gaat het om creativiteit, in team kunnen werken, kritisch denken, communicatievermogen …
Weyts besliste ook om geld uit te trekken om leraars de digitaliseringstechnieken bij te brengen. Prima, maar dat moet ruimer gaan. Jarenlang zijn leraars verwaarloosd, ze moesten zelf maar professioneler zien te worden. Amper 8 miljoen euro stond daarvoor in de begroting, voor 140.000 leerkrachten. Een peulschil. En goede professionalisering is niet ‘af en toe een cursusje volgen’. Het is de aangewakkerde gedrevenheid om topkwaliteit te bieden. Professionalisering is een inspanning die je in groep doet, in de school en in schooloverstijgende lerende netwerken. Vlaanderen hinkt daarin ver achterop. Ook hier is een positief effect van corona nodig: van de miljarden relancekredieten moet een deel vloeien naar een massaal professionaliseringsprogramma voor leerkrachten.
De leraar moet ook ‘de vonk’ doen overslaan:
bij jongeren de leerdrang opwekken.
Het draait niet alleen om kennis en technische vaardigheden, maar ook om ‘de vonk’. Een leerkracht is, behalve de overbrenger van kennis, vaardigheden en attitudes, ook degene die ‘de vonk’ moet doen overslaan. Die bij jongeren de leerdrang weet op te wekken. Dat is een passie. Hoe dat gebeurt, is niet belangrijk. Als het maar gebeurt.
Ik ken een leraar die in het zesde leerjaar de leerdrang weet op te wekken met lessen, tablets en een konijn. Daarmee vormt hij zijn klas om tot een enthousiaste lerende gemeenschap. Dat is de kunst van het leraarschap.
Laptops zijn nodig en veralgemeenbaar. Een leraar met een konijn niet. Maar iedere leraar moet de passie hebben om de vonk over te dragen.
- *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. * *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *. *.
Deze column ‘De Bomen en het Bos’ verscheen op 17 december 2020 in De Standaard: https://www.standaard.be/cnt/dmf20201216_97985144